De peuter- en kleuterschool
Kinderen kunnen een tragere verstandelijke- en taalontwikkeling vertonen. Vanaf de leeftijd van 1 jaar wordt opgemerkt dat kinderen stil zijn en zelden herkenbare woorden gebruiken. Er kan terughoudend gedrag aanwezig zijn, doordat de peuter/kleuter beseft iets niet te kunnen. Het is belangrijk om dit te blijven opvolgen. Motorische interventies op maat (ergotherapie), spraak-en taaltherapie kunnen een ondersteuning bieden in de ontwikkeling van het kind.
Ziekenhuisopnames omwille van de hartafwijking kunnen ook een impact hebben op het gedrag van het kind. Zo kunnen kinderen die opgenomen worden, ongeacht de aanwezigheid van een begeleider, veel meer huilen, een verminderde eetlust vertonen en een snelle hartslag hebben. Tevens kunnen ook braken, slapeloosheid, een gedaalde temperatuur en regressief gedrag optreden. Ook dit is sterk persoons- en aandoeningsafhankelijk.
De basisschool
In de basisschool kunnen enkele problemen naar boven komen. Zo wordt er vaak vastgesteld dat het kind wat moeite heeft met leren schrijven, handvaardigheid en ook de grove motoriek en balans lopen wat achter. Ook concentratie- en leerproblemen zijn niet ongewoon voor kinderen met een aangeboren hartafwijking. Als gevolg daarvan vergt het concentreren veel energie, wat ervoor kan zorgen dat het kind na enkele uren al doodmoe is. Laat dit ook weten aan leerkrachten, hier kunnen ook aanpassingen ingevoerd worden (aangepast uurrooster/les).
Ook al lijkt dit allemaal heel overweldigend, toch is er uit onderzoek gebleken dat hoe ouder de kinderen worden, hoe minder nadelige cognitieve resultaten werden gezien. Dit wil zeggen dat het mentale vermogen in de loop van de tijd veelzijdig en verfijnd is. Ook hier moet aandoening per aandoening bekeken worden. Er zijn verschillende mogelijkheden per individu.
Wanneer uw kind dagelijks naar school gaat, zal een goed overleg tussen de school en de ouders nodig zijn. Hier is het belangrijk om uit te leggen, wat er precies met uw kind aan de hand is, wat eventuele signalen kunnen zijn, wanneer de leerkracht zich zorgen moet maken en wat er moet gebeuren of wanneer het niet goed gaat. Goede afspraken maken over wat al dan niet mogelijk is, is een must. Daarnaast is ook het aanhalen van eventuele bijwerkingen van medicatie van belang. Vaak wordt er niet bij stilgestaan, maar dit kan wel gevolgen hebben voor het kind. Zo zal plasmedicatie er bijvoorbeeld voor zorgen dat kinderen meer naar het toilet moeten, hier moet rekening mee gehouden worden.
Het secundair onderwijs
In deze periode is het mogelijk dat uw kind aan zichzelf begint te twijfelen, net zoals elke jongere. Dit is zeker niet abnormaal. Een kind met een aangeboren hartafwijking weet dat er tekortkomingen ( lage inspanningstolerantie, klein postuur en zwaarlijvigheid) zijn als gevolg van hun aandoening en beginnen dit te beseffen. Een multidisciplinaire opvolging is zeker van belang hierbij.
Belangrijk hier is dat je je kind niet anders behandelt dan andere jongeren. Ze willen geen uitzondering zijn. Wanneer ze zich wel zo voelen, kunnen ze gevoelsuitingen hebben van woede tot zich terugtrekken, eenzaamheid of gevoel van minderwaardigheid. Om hierop in te spelen moet er vooral positief gestimuleerd worden. Stimuleer je kind om contact te maken met jongeren, vrienden uit te nodigen in een club te gaan, etc. Wanneer je je zorgen maakt, schakel dan tijdig hulp in. Er zijn verschillende instanties die uw kind en u kunnen helpen om te leren omgaan met de gevolgen van een aangeboren hartafwijking